Beste mensen,
Wij hebben een plek in de tuin waar niets wil groeien. Er zijn lang geleden een paar varens en pollen siergras geplant, maar de helft is zo goed als dood. Het is onder een wijde loofboom. Zomers moet het lang hard regenen wil het water de grond en de wortels van de planten bereiken. De laatste jaren plant ik er blauwe en witte druifjes als ze in huis uitgebloeid zijn. Zij slaan vocht op in hun bol en redden het daardoor. Deze week besloot ik één van de graspollen te verwijderen. Hij zat nog stevig in de grond. Ik trok er stukken af en zag tot mijn verrassing dat het krioelde van grote zwarte mieren. Ik heb het maar gelaten voor wat het is. Bijzonder, dacht ik: Wat voor onze ogen dood lijkt en hopeloos onvruchtbaar, is vol leven! Maar anders dan wij bedoelden.
Het is een stukje grond waar graag vogels scharrelen: mussen, koolmeesjes, kepen, merels en duiven. Ze zoeken er eten en in het voorjaar strootjes en takjes. Ik kijk graag naar hen door het keukenraam. Nu snap ik waarom ze daar zo graag scharrelen. Het is voor hen een buffet.
De keus is nu aan ons om de dode planten eruit te halen omdat het geen gezicht is of ze te laten staan voor de vogeltjes. ‘Geen gezicht’ is trouwens veranderd. Ik zie nu geen dode planten meer, maar plekken met voedsel. Wat is ‘dood’ eigenlijk?
Met een hartelijke groet,
ds. Menso Rappoldt
Elke zondag lees je een column van Menso Rappoldt op onze website. Menso is voorganger van de Grote Kerk in Emmen sinds 2012. In 2021 won hij bij een landelijke preekwedstrijd de titel beste preek. Wekelijks schrijft hij een korte overdenking over iets wat hij om zich heen ziet in het alledaagse leven. Niet per sé vanuit een religieus perspectief, maar vanuit zijn eigen visie.
Lees hier zijn vorige columns.