Column Schuurpapiertje: Kattenzeik op De Oude Meerdijk

Soms schurend, soms poetsend, soms uitdagend, soms zelfs lief. Over alles, over niets, waargebeurd of zwaar fictief. Veel leesplezier met je wekelijkse dosis schuurpapier!

Mijn kat is een randdebiel. Hij is dom, lomp, dik, kan urenlang in de verte staren, valt van tafels, eet te snel en kotst dan alles weer uit, gaat met zijn staart in de waterbak zitten, gooit glazen van het aanrecht, en zo kan ik deze hele column wel vol schrijven met zijn mankementen. Maar ondanks al zijn gebreken hou ik van dat beest. Sterker nog, het zijn juist die dingen die hem tot een dier maken waar makkelijk van te houden is. Niemand zit te wachten op een kat die zich keurig gedraagt. Die je amper extra werk oplevert. Het hebben van een kat is lijden, ergeren, schelden, verwonderen, maar uiteindelijk vooral “houden van”. Ik denk dat iedere kattenbezitter ergens diep in zijn of haar hart een masochist is. Je neemt een kat omdat je lijden wíl. Je wíl de pijn ervaren, de ergernis van het moeten opruimen van de rotzooi, en het gevoel hebben “personeel” van de kat te zijn. Als je meer een bazig type bent, neem je een hond. Een hond kun je van alles leren, allerlei commando’s laten uitvoeren. Een hond kan zelfs blinden geleiden en drugs opsporen voor de douane. Een kat kan ook hele bijzondere taken verrichten, maar vertikt het gewoon. En juist dát maakt het tot een leuk huisdier. De kat heeft schijt aan jouw commando’s, laat zich alleen aaien wanneer het hem uitkomt en wordt pas wakker wanneer jij net lekker weg ligt te dommelen, om je vervolgens wakker te houden met één van zijn “gekke kwartiertjes” waarbij niets of niemand veilig is omdat er blijkbaar ergens een bijzonder smakelijk vogeltje door het huis vliegt dat alleen in het kattenuniversum bestaat.

Sommige mensen houden dermate veel van lijden, dat ze meerdere katten nemen. Ik heb er twee. Het plan was om alleen de tot nu toe besproken kat te nemen, maar omdat katten zich snel vervelen en ik graag mijn raambekleding en bankstel een beetje goed wilde houden, heb ik ook zijn zusje meegenomen. Dan kunnen ze elkaar slopen en blijft mijn bank nog een beetje toonbaar, was de gedachte daar achter. Inmiddels is de bank een soort XXL krabpaal geworden en zit de zwaargewonde vitrage onder de kattenharen. Maar ik neem het voor lief. Ik ben geen type voor een hond, en een hond is geen type voor mij.

Ik lijd met liefde, en daarin lijk ik wel een beetje op een deel van de supporters van FC Emmen. Een klein deel van het stadion van FC Emmen zit vol met kattenliefhebbers. Met mensen die willen lijden. Mensen die door de pijn pas écht voelen dat ze leven. Die hun club achterna reizen tot aan Maastricht, ook al weten ze dat een goed resultaat er misschien niet in zit. Maar ze gaan mee met hun voetbal-kat. Hun liefde achterna, de ergernissen achterna, door weer en wind. De Ultra’s en de casuals. #FootballCulture. Deze mensen waren er al voordat de gloriedagen begonnen. Deze mensen stonden op een ijskoude Zuidtribune te lijden om hun club een even bloedeloos als doelpuntloos gelijkspel te zien spelen tegen Telstar. Dit zijn de echte liefhebbers. Een groot deel van wat zich na de promotie in het stadion heeft gemeld, zijn hondenmensen. Die zien het liefst elf perfect op commando’s reagerende spelers op het veld, en willen vooral winnen. De kattenmensen zien liever elf spelers hun uiterste best doen, en vervolgens strijdend ten onder gaan. En dan doen ze de kattenbak met liefde. Van hier tot aan Maastricht.