Het wegwerken van roest op de zijdeur. De koplampen vernieuwen. En het motorblok in puike conditie houden. Met de grootste zorg onderhoudt Theo Veenker uit Nieuw-Schoonebeek zijn klassieke Opel Manta B uit 1976. Als monteur koestert hij een liefde voor oude vehikels, maar bij deze bolide gaat de liefde nog net iets dieper. Want de Manta is een blijvende herinnering aan zijn broer Martin, die ruim dertig jaar geleden overleed. "Wat die auto voor mij betekent? Alles."
Met een ferme ruk trekt Theo de deur open. De dieprode kleur van de Manta steekt scherp af tegen het donker binnen het schuurtje. De bumper en de koplampen ontbreken. De rechter zijdeur heeft Theo inmiddels onder handen genomen. Nu is hij begonnen met weer een grote restauratie van de wagen. Roest, dat is een van de grootste gevaren voor een Opel, weet hij.
Hij kan het weten, want hij is al zijn hele leven monteur. En daarmee de aangewezen man om zorg te dragen voor de bijna vijftig jaar oude wagen. Theo draait het contactsleuteltje om en de Manta slaat meteen aan. Een diep grommend geluid vult onmiddellijk de schuur. De motor loopt als een zonnetje. Zoals altijd. Laat dat maar aan Theo over.
Hij herinnert zich nog hoe hij en Martin de auto's in hun bezit kregen. "Het was in de jaren tachtig. Een jongen in het dorp had de Manta en een BMW te koop staan. Martin had wel belang bij de Opel. Hij had daarvoor een Ascona gehad en dat beviel hem goed." De twee broers melden zich bij de verkoper en nemen de twee auto's over. "De Opel trok zat niet echt lekker en was bovendien verlaagd. Maar hij reed als de duivel." Een sportieve, stoere bak voor een jonge jongen.
De Manta staat momenteel in de schuur van Riet, de zus van Theo. Zij woont in het ouderlijk huis van de familie. Tevens de woning die kort voor zijn dood in het bezit is geweest van Martin zelf. Binnen in huis serveert Riet de koffie. Een portretfoto van Martin wordt erbij gepakt. Daarop staat het fris ogende gezicht van een jongeman met een weelderige haardos en een dromerige blik. Hij straalt een bepaalde kalmte uit.
En dat is geen wonder, aldus Theo en Riet. "Hij was een aardige en rustige jongen. Dat laatste is een typisch familietrekje", glimlacht Theo. "Op de middelbare school hielden de docenten eens een enquete onder de scholieren: wie is de aardigste persoon van de klas?", vult Riet aan. Martin stond met stip bovenaan." Martin was iemand die je niet twee keer om hulp hoefde te vragen. Bovendien goed met kinderen. Met die van Riet kon ome Martin altijd heel goed opschieten, vertelt Riet.
Bij broer en zus beginnen de ogen vochtig te worden als de datum 16 augustus 1991 aan bod komt. Het is de dag dat Martin bij een bedrijfsongeval om het leven komt. Riet: "Als klein jochie was hij al veel te vinden bij een loonbedrijf in het dorp. Eerst deed hij er vakantiewerk en later kwam hij in dienst." Op de 16e werkte Martin met een kraan waar een laadbak aan is bevestigd. Deze blijkt alleen niet helemaal goed vast te zitten. De bak schiet los en komt tegen Martin aan. De inwendige schade die ontstaat wordt hem fataal. Riet: "Volgens de dokter was hij op slag dood." Martin mocht slechts 29 jaar oud worden.
Riet krijgt het nieuws te horen via een telefoontje van haar moeder. "Ze was helemaal in paniek. Ik ben er meteen naartoe gereden. Het terrein was met hekken afgezet, maar ik ben er overheen geklommen. Twee agenten hielden me eerst tegen, maar lieten me toch gaan." Ze vindt Martin en beseft zich: "Dit is het laatste beeld van mijn broer."
De hele familie is in shock. Ook Theo, die een paar jaar nodig gehad om de dood van zijn broer een plek te geven. "Het valt niet in woorden uit te drukken, kan ik je zeggen."
Wat Riet na al die jaren nog steeds ontroert is de reactie die volgde vanuit het dorp. "De eerste kerkdienst na de dood van Martin, zaten we helemaal voorin. Dat is een ongeschreven regel als er iets ergs is gebeurd. Ik weet nog dat ik de indruk had dat er niemand in de kerk zat. Maar toen ik achterom keek, bleek het bomvol te zijn. Maar iedereen was muisstil. Ze zijn er allemaal, dacht ik." Dat medeleven deed de familie goed, vertelt Riet. "We hebben het wel getroffen met dit dorp."
De Manta stamt uit 1976 en wordt al bijna dertig jaar trouw onderhouden door Theo Veenker Foto: RTV Drenthe / Rien Kort
Na de dood van Martin worden diens spullen verdeeld. Theo, de monteur binnen de familie, krijgt de Manta toebedeeld. Die wordt de eerste jaren in een kippenschuur gestald, zonder dat er veel naar wordt omgekeken. Theo: "Het lag toen nog te gevoelig om er iets mee te doen." Uiteindelijk slaat Theo aan het sleutelen en krijgt de auto een tweede leven binnen de familie Veenker.
Theo: "Toen de kinderen van Riet, mijn neefjes, afstudeerden, was het de bedoeling dat ze naar het gala zouden gaan met een klassieke auto." De Manta bleek daarvoor de ideale auto. Wim, een andere broer van Theo en Riet, heeft de auto nog heel lang gebruikt om naar zijn werk te gaan. Riet: "Als iemand een tijdje zonder auto zit, dan pakken we altijd de Manta."
Binnen Nieuw-Schoonebeek is de auto bij de oudere generatie ook een bekende verschijning. Af en toe doet Theo een rondje met de wagen en het zorgt bijna altijd voor een zwaaiende hand of een beetje aanspraak. "Ze herkennen dan de wagen van Martin", lacht Theo. Vooral leden van de oude vriendengroep, Krat 81 genaamd, slaan aan op de auto. Heel wat toertochten hebben ze ondernomen met de Manta. Een vaantje van de vriendengroep op de hoedenplank herinnert daar aan.
En dat is niet het enige. Want binnen in de auto ligt alles er nog net zo bij als in de tijd dat Martin er in reed. Zijn leren jas, zijn veiligheidshelm, een oude schep, een gasmasker, een tweede vaantje dat herinnert aan zijn baan als onderhoudsmonteur van tanks in de Duitse legerplaats Seedorf. Theo draagt af en toe de jas van Martin. Maar niet te vaak, vertelt hij er bij. "Alleen bij speciale gelegenheden."
De auto is en blijft een tastbare herinnering aan Martin, aldus Theo. "En dat koester ik. Die auto doen we niet weg, denk ik. Hij blijft binnen de familie. Mijn jongste zoon vroeg laatst al of hij hem mag overnemen. Natuurlijk, zei ik." Riet: "Mocht je hem willen verkopen, reken maar dat ik dan een bod uit breng. Liever dat, dan dat hij naar een vreemde gaat." Martin lacht even. "Nou ja, zolang wij leven, zal die auto er dus zijn."