Mechanisatiebedrijf Tijms uit Geesbrug gaat de boer op in Gambia. Het bedrijf moet ervoor zorgen dat de pindaoogst wordt verbeterd. Het belangrijkste exportproduct van Gambia heeft te lijden onder ziektes en plagen.
Tijms levert samen met enkele partners vandaag een contract getekend om bijna 17 miljoen euro aan landbouwkennis, irrigatiesystemen en machines te leveren aan het Afrikaanse land. De verwachting is dat met deze investeringen percelen met pinda's, groenten, aardappelen en mais voor de lokale markt, meer gaan opleveren.
"Het rendement van de pindaproductie is zo laag, dat de Gambiaanse boeren dit minstens kunnen verdubbelen", vertelt Michiel Hillen, die samen met Tijms in het project zit, enthousiast. "Doordat er veel minder uitval zal zijn, zullen hun inkomsten verdrievoudigen."
Tijms werkt met druppelirrigatie, waarbij waterslangen tussen de gewassen in de akker worden aangebracht. Een systeem dat al langer bestaat, maar dat door het bedrijf uit Geesbrug de afgelopen jaren verder is ontwikkeld. Via sensoren tussen de gewassen wordt automatisch bepaald hoeveel water aan de gewassen wordt gegeven. Daarnaast laat het systeem ook zien of een plant behoefte heeft aan kalium, stikstof of bijvoorbeeld fosfor.
De pomp die het water de akker in pompt, werkt op zonne-energie. Zo wordt er niet zoals bij een traditionele haspel een generator op diesel gebruikt. Daarnaast wordt er veel minder water gebruikt en kunnen en meststoffen of aaltjes aan het water worden toegevoegd, om het gewas beter te laten groeien en beter te beschermen tegen insecten.
In Drenthe wordt het systeem al jaren gebruikt. Via een bedrijf in Nieuw-Amsterdam is het systeem ook in Gambia geïntroduceerd. "Al snel waren mensen daar overtuigd dat het werkt", zegt Hillen. "We hebben daarna in 2019 op eigen risico en met steun van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland een proef gedraaid."
Pindaoogsten zitten in zwaar weer in Gambia. De bodem is sterk verarmd omdat elk jaar dezelfde gewassen worden verbouwd op dezelfde akkers. Door verkeerde bemesting is de kwaliteit van de bodem verder achteruit gegaan en keihard geworden, waardoor er nauwelijks planten kunnen groeien. Daarnaast hebben de boeren slecht zaaigoed en last van een schimmel. "Dat zorgt voor een lage opbrengst en lage kwaliteit", weet Hillen.
Hij ziet veel kansen voor de Gambiaanse boeren. "Door de landbouw te verbeteren en in te zetten op waterbeheer, kun je straks minder chemische hulpmiddelen gebruiken. Vervolgens kun je nog een stapje verder gaan door meer bomen, struiken en bloemen langs de akkers te krijgen, zodat je minder chemische middelen nodig hebt. Op deze manier kunnen de Gambianen misschien wel biologisch gaan telen en daarmee een veel hogere prijs voor hun pinda's krijgen."
Als het seizoen voor de pinda's voorbij is, kunnen de boeren op dezelfde akkers hun eigen groenten telen, zoals aardappels, mais, cassave en uien. Hillen: "Die kunnen ze telen voor hunzelf en om af te zetten op de lokale markten.
Het klinkt als een zakelijke overeenkomst, maar Hillen en de firma Tijms hebben hun hart inmiddels aan het Afrikaanse project verpand. "Een normale ondernemer had halverwege het proces al lang de stekker eruit getrokken", lacht Hillen. "Het was een lange kronkelige weg met veel rovers in het struikgewas. Het ondernemersklimaat in Gambia is gewoon slecht. Je wordt tegengewerkt door overheidsofficials en er is geen mogelijkheid om iets gefinancierd te krijgen. Dan verlies je wel eens de moed. Maar wij hebben doorgezet."
Dat maakt dat Hillen zich geen zorgen maakt over de toekomst. "Met Gambian Groundnut Corporation hebben we een partner met gezag, die wordt beschermd door de president en politiek. Bovendien staan de VN en Wereldbank hierachter. Er zal de komende jaren heus nog wel eens iet misgaan, maar dat zal ons niet stoppen."
De kans is groot dat het Drentse project niet alleen tot Gambia beperkt blijven. Ook landen als Senegal, Mauritanië Rwanda en Suriname hebben interesse in het project.