'Schoonebeker bodem is als vuilnisvat behandeld'

Cobie Ensink maakt zich zorgen om de injectie van afvalwater in Drentse bodem. Foto: RTV Drenthe / Rien Kort

Begin dit jaar verraste de NAM vriend en vijand in Drenthe met het idee om het ondergronds lozen van afvalwater van Twente naar Schoonebeek te verplaatsen. Het voorgenomen plan roept verwondering en weerstand op, van het Drentse oliedorp zelf tot en met de Tweede Kamer.

Ook oud-wethouder en voormalig milieu-activiste Cobie Ensink (79) uit Zandpol aanschouwt het allemaal met argusogen. Ensink schreef als voorzitter van de actiegroep Milieu Rondomme veelvuldig over 'illegale chemische lozingen' bij onder meer het voormalige Gat van Reef. De namen van de NAM en het chemische bedrijf SCADO doken bij haar publicaties in onder meer het blad Noorderbreedte veelvuldig op. Kijk naar de geschiedenis, zegt ze. "Vertrouw niemand op zijn blauwe ogen."

Ensink woont alweer vijftig jaar in het Drentse Zandpol. Het dorpje maakte toen nog deel uit van de toenmalige gemeente Schoonebeek. De vondst van het grootste aardolieveld van Europa in 1943 bracht welvaart en werkgelegenheid met zich mee. Het leverde de omgeving dan ook de ludieke bijnaam 'klein Texas' op.

Hinderwetvergunning

Maar de winning van het zwarte goud brengt ook problemen met zich mee. De bal begint in 1972 enigszins te rollen als de Inspectie Volksgezondheid in Groningen stelt dat er huisvuil, boorspoeling van de NAM en chemisch afval van kunstharsbedrijf SCADO zonder zogeheten hinderwetvergunning - dus illegaal - is gedumpt bij onder meer het voormalige zandgat van wegenbouwbedrijf Reef.

Maar de NAM kan door, mét de benodigde vergunning. Het verontreinigde grondwater in het Gat wordt in het vervolg met een pomp opgezogen, gereinigd en via een boorput tot een kilometer diepte de grond in gepompt. Daar zou het geen risico kunnen vormen.

Uit provinciale documenten die Ensink later in handen krijgt, blijkt het om ongeveer tachtig meter diepte gaat. "Die vergunning was een lachertje. De voornaamste voorwaarde die de gemeente voor de verstrekking stelde was dat de NAM een keer per jaar iets moesten doen aan rattenbestrijding. Alsof die beesten dol zijn op boorspoeling."

Inval Scado

Tegen het einde van de jaren zeventig zit het Gat van Reef bomvol. De locatie wordt afgedekt met zand en de NAM verlaat de omliggende locatie in 1981. Een jaar later volgt een nieuw onderzoek op deze plek. Het Gat van Reef blijkt giftig te zijn. Een van de gevolgen is een inval bij SCADO door de officier van justitie in juni 1983. Het bedrijf weet verdere vervolging te voorkomen door een boete te betalen van 80.000 gulden.

Daar blijft het niet bij. Vanuit de provincie volgen meer onderzoeken. Begin 1983 wordt er aangeklopt bij Pipe Protection International (PPI) in Schoonebeek. Doel is om inzicht te krijgen in hun afvalstromen. Dit bedrijf blijkt in 1982 minstens 70 ton aan afval te laten afvoeren naar de NAM die het voor PPI vervolgens injecteerde, schrijft Ensink in het magazine Noorderbreedte.

'Wij produceren geen chemicaliën'

Vergunningsgewijs is dit niet toegestaan. De provincie stuurt daarop een verzoek naar de toenmalige minister Winsemius om te komen met een reactie. De NAM wordt gevraagd inzicht te geven in hun afvalstromen en de verwerking hiervan. Ook dienen zij de lozingen te staken. Van een direct gevaar voor de volksgezondheid is geen sprake, meldt de provincie.

De pers duikt ook op het verhaal en de NAM is allesbehalve blij met de krantenkoppen waarin hun naam voorbij komt. Als verdediging voeren de woordvoerders aan dat de stortingen plaatsvonden op het moment dat de wetgeving nog anders in elkaar stak. Van chemisch afval willen zij niets weten. "Omdat we geen chemicaliën produceren", aldus een woordvoerder destijds in de Volkskrant.

Grote Gifatlas

Ensink publiceert eind 1983 haar provinciebrede inventarisatie van gifbelten: de 'Grote Gifatlas Van Drenthe', dat geplaatst wordt in het magazine Noorderbreedte. Directe aanleiding was de bewering van de gemeente Schoonebeek dat dergelijke locaties zich niet voordoen in de directe omgeving. Ensink telde maar liefst 147 gifbelten in Drenthe, waarvan dertien rondom Schoonebeek. In de meeste gevallen zijn het bedrijfsterreinen en oude veenkanalen. Het Gat van Reef, de Brunawijk en het bedrijfsterrein van kunstharsbedrijf SCADO staan in de top tien van meest vervuilde locaties.

"De Schoonebeker bodem is als een vuilnisvat behandeld", vindt Ensink. "In die tijd kraaide er geen haan naar. De tijden waren dan ook anders. Van zoiets als het milieu had nog niemand gehoord. Tot de jaren '80 bestonden er zelfs geen noemenswaardige richtlijnen, wetgeving en bijbehorende handhaving."

Geen vuil maar beton

Ensink werd naar eigen zeggen een paria in eigen omgeving door haar publicaties. Later draaide dat duidelijk bij, want in 1990 schopte ze het tot wethouder. Ondanks die positie was ze niet bij machte om iets te doen aan de vervuilde grond. "Saneren zat er niet in, want het is gewoon te kostbaar." Dat de NAM de nagenoeg uitgeputte velden in 1996 verliet, beschouwt ze als een 'aardigheidje'.

Nu hangt opnieuw het pompen van afvalwater in de Drentse bodem boven de markt. Voor Ensink voelt het bijna als een herhaling van de geschiedenis. "Nee, ik word er niet geruster op. Mede omdat tussen het einde van de Tweede Wereldoorlog en het midden van de jaren zeventig er van alles -zonder vergunning- in de bodem verdween."

Door: Rien Kort

Dit is een artikel van