Nederland verandert in een Vinex-paradijs, terwijl onze dorpen langzaam in slaap sukkelen. Wie de cijfers van het CBS bekijkt, ziet een zorgwekkende trend: terwijl de steden blijven groeien en de huizenprijzen de pan uit rijzen, raken steeds meer dorpen leger. Supermarkten sluiten de deuren, scholen verdwijnen en de dorpskroeg – ooit het hart van de gemeenschap – wordt een woonhuis of een opslagplaats voor vergeten ambities.
Projectontwikkelaars kijken wel uit. In dorpen valt minder winst te behalen dan in steden. Een rijtjeshuis in een provinciestad levert immers meer op dan een complete woonwijk in een krimpdorp. En gemeenten? Die dromen liever van ‘stadsuitbreiding’ dan van ‘dorpsbehoud’. Het gevolg? Een scenario dat lijkt op verlaten Spaanse dorpjes waar je voor een prikkie een ruïne kunt kopen. Maar ach, Nederland is klein en de stad is nooit ver weg, toch?
Toch knaagt er iets. Want wat verliezen we als dorpen verdwijnen? Niet alleen huizen en inwoners, maar ook sociale verbanden, gemeenschapszin en een manier van leven waarin de buren elkaar nog kennen en helpen. De kleine dorpen in Groningen, Friesland en Drenthe weten er alles van. In Oost-Groningen loopt het inwonertal soms met meer dan tien procent terug, en in Drenthe krimpen niet alleen gehuchten, maar zelfs grotere plaatsen als Emmen en Coevorden.
De oplossing? Ach, we kunnen altijd een ‘dorpenfonds’ oprichten, een paar stimuleringsregelingen bedenken en de verantwoordelijke wethouders een paar werkbezoeken laten afleggen. Of misschien moeten we gewoon accepteren dat dorpen straks toeristische attracties worden: ‘Kom kijken naar het uitstervende Nederlandse platteland! Nu met interactieve rondleiding en een virtual reality-reconstructie van hoe het vroeger was.’
Laten we hopen dat het zo ver niet komt. Maar als het tij niet keert, staat de eerste veiling van een compleet Nederlands dorp misschien sneller op Funda dan we denken.
Lees hier meer columns van Jan: Column Jan Veenstra