Tachtig jaar. Zo lang leven we al in een land waar je ’s ochtends wakker wordt zonder angst dat je huis wordt binnengevallen. Waar je kunt zeggen wat je denkt zonder te vrezen voor een nachtelijke klop op de deur. Waar de enige sirenes die je hoort, bedoeld zijn om levens te redden in plaats van ze te verwoesten.
We herdenken. We leggen kransen. We zwijgen twee minuten. En daarna? Dan scrollen we door naar het volgende TikTok-filmpje. Dan maken we ons druk over of de supermarkt wel lang genoeg open is op 5 mei. Of we klagen over de ‘terugkeer van oorlogstaal’, maar blijven zelf netjes op de bank zitten.
Tachtig jaar vrijheid. En we zijn verwend.
We denken dat vrijheid iets vanzelfsprekends is. Iets wat er altijd zal zijn. Maar vrijheid is geen familie-erfenis die je voor eeuwig in de kast kunt zetten. Vrijheid moet je onderhouden. Moet je beschermen. Moet je, als het nodig is, bevechten.
Maar wie voelt die noodzaak nog?
We kijken naar beelden uit Oekraïne, uit Gaza, uit Rusland. We zuchten misschien. We doneren een tientje en klikken door. “Erg hoor, maar het is ver weg.” Dat dachten ze hier ook, in 1939.
Vrijheid verdwijnt niet in één klap. Ze brokkelt af. Stap voor stap. Door censuur hier, een verbod daar, een beetje meer wantrouwen, een beetje minder verzet. Tot je op een dag wakker wordt en beseft: we hebben haar laten gaan.
Tachtig jaar vrijheid. Wat doen we ermee?
Laten we haar vieren met een barbecue en een festival, of staan we echt stil?
Staan we op? Spreken we uit? Of gapen we nog even, en scrollen we verder?
De keuze is aan ons. Zoals hij dat tachtig jaar geleden ook was.
Lees hier meer columns van Jan: Column Jan Veenstra