Rik Klaucke is directeur van het Stedelijk Museum in Coevorden. In de column 'De blik van Rik' geeft hij een kijkje in het reilen en zeilen van zijn werk in het museum.
Als kersverse directeur van het Stedelijk Museum hoort het er natuurlijk bij dat ik veel nieuwe mensen ontmoet, mij verdiep in allemaal nieuwe informatie en mij volledig onderdompel in cultureel Coevorden. Nu ik zo'n drie maanden deze functie bekleed en tijdens het schrijven van deze column alle nieuwe gebeurtenissen, mensen en gesprekken nog eens mijn netvlies laat passeren, blijft er vooral één gezicht, één gesprek, één moment hangen. Dat is het beeld van mijn ontmoeting met een leerling van basisschool Mijndert van der Thijnen op vrijdag 10 september. In best lekker zonnig najaarsweer parkeerde ik mijn auto in de buurt van de school. Er stond in mijn agenda dat ik om half twee in de school moest zijn voor een voorstelling van theatermaakster Marion Maters en haar collega's over het IJzerkoekenoproer. Met dit laatste was ik al bekend maar met de theatermakers en de leerlingen nog niet.
Volledig afgepeigerd van een middagje sporten in het stadion van FC Emmen stroomden de hoogste klassers de ruimte binnen. Geen sinecure om de aandacht van deze oudste lagere schoolkinderen te vangen en vast te houden, dacht ik nog. Jongetjes in voetbalshirtjes van Barcelona en natuurlijk FC Emmen posteerden zich op de achterste rij; stootten elkaar een beetje aan, lachten een beetje ongemakkelijk en proberen zich een stoere houding te geven. Tja, theater is natuurlijk wel iets anders dan achter een bal aanrennen en er zo hard mogelijk tegen aan trappen. Of is dat te simplistisch gesteld? Ja, dat denk ik wel als ik aan deze dag terugdenk. De kinderen genoten met volle teugen, zongen en protesteerden mee alsof ze nooit anders gedaan hadden en er werden zelfs 'high-fives' uitgedeeld aan
Marion Maters.
Na afloop stond ik nog even in de gang te wachten op de juf; want ik wilde controleren welke foto's, gemaakt tijdens de voorstelling, wel of niet gebruikt konden voor social media. De kinderen liepen één voor één met hun rugtassen op hun rug naar een fiets of in groepjes richting huis. Eén jongetje was wat trager. Hij liep rustigdoor het schoolgebouw te sjokken. Rustig om zich heen te kijken. Totdat hij mij zag staan. “Waarom was jij hier,” vroeg hij recht op de man af. Ik legde hem uit dat ik de nieuwe directeur ben van het museum en vroeg hem of hij dat kende. “Jawel”, antwoordde hij, “dat ken ik wel.” “Wat vond je van de voorstelling?”, vroeg ik hem. “Leuk! Maar was dat nou echt of was dat nou nep?”, vroeg de leerling. Ik legde hem uit dat het IJzerkoekenoproer, waar de voorstelling over ging, echt gebeurd was in 1770. Dus heeeel lang geleden. “Echt?”, riep hij uit. “Maar dan vind ik die show nog veel toffer dan als het nep was geweest.”
Mijn eerste week als directeur van het Stedelijk Museum Coevorden kon niet meer stuk. Die blik in de ogen van dat jongetje; geschiedenis en het IJzerkoekenoproer leven, en zijn zeker niet nep.